jargon in webdev

Ons web development jargon

Het is niet altijd duidelijk over wat we spreken als we offerte maken of over het ontwikkelings process. Daarom hier een aantal termen.

A collage of web development concepts and terms for a blog article. The image includes visual representations of various web development elements_ a m

Bij Code-on helpen we onze klanten met plezier. We weten dat IT-jargon vaak moeilijk te begrijpen is, dus proberen we dit tot een minimum te beperken. Toch is het nuttig om een aantal veelgebruikte termen te kennen.

Hier zijn enkele veelvoorkomende termen:

Frontend:

De gebruikersinterface van een website of applicatie wordt door ontwikkelaars de frontend genoemd. Het programmeren van de frontend beïnvloedt hoe de site of applicatie eruitziet en hoe gebruikers ermee interacteren.

Backend:

De onderliggende code van een site bevindt zich in de backend. Wanneer gegevens via de frontend worden ingevoerd, moeten deze in een database worden opgeslagen. Deze database is toegankelijk wanneer gebruikers gegevens opvragen. Voordat gegevens worden opgeslagen of opgehaald, zijn vaak verificaties, verwerking en het vaststellen van relaties nodig. Dit is typisch backend werk. "Backend" verwijst ook vaak naar het administratieve gedeelte van de website, waar sitebeheerders, vaak admins genoemd, werken via een content management systeem (CMS).

MVP:

MVP staat voor Minimaal Levensvatbaar Product. Een webontwikkelaar stelt vaak voor om eerst een MVP te bouwen, met slechts het minimum aan functies om de essentie te testen. Hiermee kunt u de markt testen en investeerders tonen dat uw bedrijfsplan potentieel heeft. Naarmate u meer gebruikers krijgt, kunt u de webontwikkelaars vragen om extra functies toe te voegen.

SPA:

SPA staat voor Single Page Application. Bij het navigeren naar een andere pagina in een SPA, vraagt javascript de benodigde gegevens en elementen op bij de server via een Application Programming Interface (API). De browser rendert vervolgens de nieuwe pagina met deze gegevens. Het voordeel is dat de applicatie veel sneller en interactiever reageert. Een klein nieuw element vereist geen volledige pagina-herlading. De focus verschuift hierdoor naar de frontend. SPA's zijn de laatste jaren populair geworden, mede doordat Javascript als taal volwassen is geworden. Code-on gelooft sterk in het bouwen van SPA's en gebruikt hiervoor typische JavaScript-frameworks zoals Vue en Angular.

MPA:

MPA staat voor Multi-Page Application. Dit is de traditionele manier om een applicatie te ontwikkelen. In tegenstelling tot SPA's, bouwt en stuurt de server bij een MPA een nieuwe HTML-pagina naar de browser bij elke nieuwe gebruikersaanvraag. Het voordeel is een sneller ontwikkelingsproces. Met HTMX kan je het zelfde bekomen als met SPA.

API:

API staat voor Application Programming Interface. Het fungeert als een soort aansluitpunt waarbij gegevens meestal worden weergegeven in JSON-formaat (JavaScript Object Notation). De API maakt het mogelijk deze gegevens te lezen en in een leesbaar formaat weer te geven in de browser. Bij de ontwikkeling van SPA's is meestal eerst een API nodig.

Headless:

Headless betekent dat het administratieve gedeelte van een site gescheiden is van de voorkant. Een headless CMS resulteert bijvoorbeeld altijd in een API. Met een bestaande API kan een SPA-applicatie worden gebouwd, die vervolgens op verschillende of meerdere URL's kan worden geplaatst.

JSON:

JSON staat voor JavaScript Object Notation. Het is een gestandaardiseerd gegevensformaat dat gebruikt wordt voor gegevensuitwisseling.

Framework:

Frameworks vereenvoudigen het ontwikkelingsproces. Hoewel ze niet essentieel zijn voor softwareontwikkeling, zou het bouwen van software zonder een framework veel inspanning vergen, aangezien een framework al vele oplossingen en best practices bevat. Code-on maakt gebruik van verschillende frameworks, zoals Django, Django REST, Django-Ninja, Vue.

Unit Tests:

Unit tests zijn programmatisch geschreven tests. Wanneer uw code verandert, toetsen deze tests of de nieuwe code nog steeds de verwachte resultaten oplevert. Ze detecteren bijvoorbeeld fouten wanneer de gegevens een getal verwachten, maar plotseling een letter accepteren. Zo weten ontwikkelaars dat ze een fout hebben gemaakt.

Git Repository en Versiebeheer:

Git is een versiebeheersysteem. Wanneer een programmeur een stuk code schrijft, dient hij dit in bij een repository. Elke wijziging wordt daar geregistreerd. Zo kan men altijd nagaan wie een bepaald stuk code heeft geschreven en wanneer, en indien nodig kan men de oude code herstellen. Git is de facto de standaard geworden in de IT-wereld.

SSL:

SSL staat voor Secure Socket Layer. Het is een protocol voor het coderen van uitgewisselde gegevens tussen de server en de browser (client), zodat deze niet leesbaar zijn voor anderen. Dit herkent u aan "https://" in de URL-balk. Het is tegenwoordig standaard om uw website van SSL te voorzien, wat gratis kan met Letsencrypt en voordelig is voor uw SEO.

An illustration depicting various concepts in web development and programming. The image is divided into different sections, each representing a key t

UI-ontwerp:

UI staat voor User Interface. Ontwerpers en front-end engineers werken hieraan om de interactie met een computer te faciliteren. Het UI-ontwerp bepaalt hoe u communiceert met de computer en applicatie.

UX-ontwerp:

UX staat voor User Experience. Hierbij gaat het om vragen als: Hoe gemakkelijk kan een gebruiker omgaan met de applicatie? Is een taak frustrerend? Kan de gebruikerservaring worden vereenvoudigd? Hoe zit het met conversie? UX-ontwerp richt zich op het gebruiksvriendelijk maken van de applicatie.

Lo-fi Ontwerp:

Lo-fi ontwerp is een schetsmatige uitwerking van een ontwerp. Het richt zich op functionaliteit en geeft een algemeen beeld van wat gebouwd moet worden. Dit gaat vaak gepaard met wireframes.

Wireframe:

Wireframes zijn schetsen van een applicatie. Ze tonen niet het uiteindelijke ontwerp, maar focussen op functionaliteit. Een gehele applicatie kan met wireframes worden weergegeven. Het gaat hier dus meer om functionaliteit dan om esthetiek.

Hi-fi Design:

Hi-fi design is het stadium waarin alle wireframes samenkomen om een afgewerkt ontwerp te vormen. Hier wordt de applicatie volledig in detail uitgewerkt. UI en UX komen hier samen in het bepalen van het ontwerp, inclusief kleuren, lettertypes, knoppen, menu's, widgets, enz.

Widget:

Een widget is een klein element binnen een applicatie, vaak gebruikt om een specifieke functionaliteit aan te duiden. Een voorbeeld van een widget is een zijbalk die aangeeft hoeveel uur u hebt gewerkt.

Responsive Design:

Bij responsive design zorgen front-end engineers en ontwerpers ervoor dat alles op een pagina zich aanpast om leesbaar te blijven op elk schermformaat, inclusief smartphones. Dit geldt ook wanneer een browservenster wordt vergroot of verkleind. Bijvoorbeeld, elementen die op een breedbeeldscherm in dezelfde rij verschijnen, worden op een mobiel apparaat mogelijk verticaal gestapeld.

CSS:

CSS staat voor Cascading Style Sheets. Hiermee beschrijft de front-end ontwikkelaar hoe de applicatie eruit zou moeten zien. In CSS kunt u bijvoorbeeld specificeren dat een H1-titel 22 px groot moet zijn. Wanneer u vervolgens een H1-titel in de HTML van uw site of applicatie plaatst, zal deze de gespecificeerde grootte hebben.

Above the Fold:

Deze term komt oorspronkelijk uit de krantenwereld. Bij webontwerp betekent 'above the fold' dat de belangrijkste inhoud zichtbaar is zonder naar beneden te scrollen. Dit houdt ook rekening met verschillende schermgroottes, van ultrabreedbeeld tot smartphones.

Webontwikkeling gebruikt veel jargon. Dit zijn enkele van de meest voorkomende termen die u tegenkomt bij het werken met een ontwikkelaars. Heb jij er nog laat het mij weten en ik zet het hierbij.

Zakelijks software nodig?

Heb je bepaalde automatisatie nodig. Wil je medewerken laten werken met een tool of rapportage bouwen binnen jouw bedrijf?

Contacteer ons via email info@code-on.be